It(em) de voirs(creven) jaspar kympe ende zijn wijf voirs(creven) met consente des voirs(creven)/ dierix als voirgeruert es geleidt hebben geloeft den voirs(creven) h(ere)n janne en(de) zijn/ voirs(creven) huys ende hoff dair hij inne gegoedt es co(m)m(er)loes te houden en(de)/ scadeloos tontheffen altijt van die(n) iiii gulde(n) rijd(er)s lijfpensien die/ jan van velpe goutsmet tot zijns ende te zijns wijfs live en(de) oick/ tot den lanxte leven(de) van hen beide(n) heeft aen alle de goede/ des voirs(creven) jasp(er)s en(de) zijns wijfs bynne(n) loven(e) gelegen dair voe(r) tvoirs(creven)/ v(er)cochte huys mede onderpant es Et t(antum) (et)c(etera) Ende dair voe(r)/ heeft de selve jaspar in tytel van wettige(n) pande verbonden/ en(de) tond(er)pande gesedt zijn huys en(de) hoff gelegen inde steenstrate/ opde(n) hoeck vand(er) guldend(er) mouwe(n) met drie huysen dair acht(er) gelege(n)/ en(de) ande(re)n hue(re)n toebeh(oirten) welke goede de voirs(creven) gehuysce(n) geware(n)deert/ hebben op x s(cellinge) outchijs sond(er) meer co(m)m(er)s d(air) jegen tselve beleidt/ des voirs(creven) dierix de(n) voirs(creven) he(re)n ja(n)ne gheen hynd(er) zijn en sal/ moege(n) cor(am) eisde(m)