It(em) mathijs daneels cuype(r) wonen(de) te loven(e) heeft gelooft/ yweyne van ijssche wonende te buetsele drie rinssche/ gulden(en) en(de) vijff stuv(er)s alle weken vijff st(uvers) d(air)aff te/ betalen(e) tot dat all betailt sal sijn Ende soe v(er)re/ hij liet twee weken overgaen sond(er) betalen dat alsdan/ trest ombetailt uutstaende geheel gevallen sal sijn/ cor(am) hoeven burg(imagistr)[o] januarii xii