Item liebrecht mathijs sone wijlen/ liebrechts wonen(de) te raetshove(n) heeft/ geloeft den godshuyse van croix a lens/ te betalen(e) en(de) op te leggen(e) alsulken costen/ van rechte als tselve godsh(uys) als impetran(t)/ gehadt en(de) geliden heeft inder saken die zij/ voe(r) scepen(en) van loven(e) alnoch ombeslicht/ uuytstaen(de) hebben tegen de dorpmeesters/ van raetshove(n) als gedaighde en(de) dat in/ soe v(er)re de selve dorpmeesters in e(n)nige/ costen geduempt wordde Ende h(ier)aff/ hebben anth(onijs) kannarts en(de) henrick scelkens/ geloeft den voirs(creven) liebrechte(n) mathijs/ costeloes en(de) scadeloes tontheffen(e) tont/ heffen(e) obligan(do) et submitt(endo) cor(am) lynden/ tymple septembris xxvi