Cond zij allen lieden dat roelof van velpe woenende te loeve(n)/ inde steenstrate in deen zijde en(de) arnoul dopprebaix en(de) jan/ du chaisne alse kerckmeest(er)s en(de) momboirs d(er) fabriken van/ ons(er) liev(er) vrouwen p(ro)chie kercken te gemblours inden name/ d(er) selv(er) kercken in dande(re) sijn ov(er)comen en(de) v(er)eenight tghene/ des hier na volght Inden yersten heeft verdingt de voirs(creven)/ roelof te stoffe(re)n van goed(er) cusbae(re)r verwen en(de) fijnen goude/ de p(er)sonagen en(de) santen met den boghe en(de) loeve(re)n ende/ alle tghene dat diend tot den sepulcre dat onlang men ind(er)/ voirs(creven) kercken maict tuschen dit en(de) ons(er) liev(er) vrouwen dach/ nativitas naestcomen(de) en(de) all ind(er) manie(re)n h(ier) na volgende/ te weten ierst de drie marien deene van lasue(re) buyten/ en(de) bynnen van ande(re)r verwen also best dienen sal en(de) de lisie(re)/ gearkett van fijnen goude en(de) de busse gebruneert van fijne(n)/ goude It(em) dande(re) zwert [buyten] de lysiere van fijnen goude gearkett/ en(de) de busse gebruneert va(n) fijne(n) goude It(em) de derde marie/ uut gebruneert van witten en(de) gearkett van fijnen goude buyte(n)/ en(de) [beide] bynnen van ande(re) verwen gelijc d(air)toe beste sal dienen en(de)/ de drie tabbarts vanden selve(n) drie marien selen sijn van/ laken(en) van damast met gulden(en) wercke en(de) deen dat dand(er)/ niet en es en(de) de gespen van gebruneerde(n) goude en(de) daverecht/ vanden mantels van verwen wel en(de) reynlic gedaen deen dat/ dand(er) niet en es It(em) de twee yngelen van fijnen goude/ en(de) thaer van matten goude en(de) de vlogelen van gebruneerde(n)/ goude It(em) de drie ridd(er)s [te weten(e)] deen eene(n) moer verwapent/ van zwerten lee(re) d(air)af de bande selen zijn van goude en(de) de/ nagele van fijne(n) silve(r) gebruneert aende beene en(de) arme/ en(de) de nagele en(de) bande die opte borst staen selen van fijne(n)/ goude gebruneert en(de) de plume(n)teringe van silve(r) gebruneert/ en(de) de nagelen van fijne(n) goude gebruneert It(em) de middelste/ ridd(er) sal zijn van plaeth(ar)nasche gebruneert va(n) fijne(n) silve(r)/ gelesiert van fijne(n) goude en(de) de mouwen van gulden(en)/ lakene en(de) bynnen va(n) scoenre verwen It(em) de derde de/ borst gebruneert va(n) fijnen silve(r) en(de) darme en(de) beene van/ silve(r) en(de) de canten al van fijnen goude dair dat diene(n)/ sal en(de) de mouwen van damaste en(de) de cante(n) van fijnen/ goude en(de) de ketene vanden moere van fijnen goude en(de)/ dmes van goude beslagen en(de) de mouwen vanden moere/ laken van damast en(de) de haetsen van fijne(n) silve(r) en(de) de/ cante(n) van fijne(n) goude It(em) de arketten die omden [boge] gaen/ de loeve(re) van fijne(n) goude en(de) de cruese van lasure ende/ de boetseelkens vanden capiteele van fijnen goude ende
//
daverecht van vermelloene en(de) de colu(m)ne van marbre/ en(de) de cnoepe van fijne(n) goude It(em) nychodem[(us)] en(de) joseph/ de lettere(n) van gebruneerde(n) goude en(de) de tabbarts van lake(n)/ van damast onv(er)scheiden verwe en(de) d(air)inne desgelijx bloeme(n)/ van fijne(n) goude en(de) de baerden beide van fijnen goude/ en(de) de ma(n)tels van werwen gelijc d(air)toe dienen sal buy van/ buyten en(de) van bynne(n) voe(r) en(de) o(m)me de so(m)me van/ sesthien pet(er)s d(er) mu(n)ten (et)c(etera) te xviii stuv(er)s tstucke gerekent/ en(de) xii stuv(er)s Van welk(er) so(m)men de voirs(creven) roelof gekent/ heeft ontfangen hebbende vier pet(er)s ind(er) werden voirs(creven)/ en(de) dand(er) xii pet(er)s en(de) xii stuv(er)s hebben geloeft de voirs(creven)/ kercmeest(er)s den selven roelove(n) te betalen t(er) stont alse/ tvoirs(creven) werck voldaen en(de) volmaict sal wesen It(em) es/ vorwerde dat als tvoirs(creven) werck volmaict wesen sal dat/ de voirs(creven) kerckmeest(er)s den voirs(creven) roelove(n) doen selen tsijnre/ maniss(e) wagen en(de) p(er)den op hoe(re)n cost te loeven om/ tvoirs(creven) werck te gemblours te vue(re)n daer de voirs(creven) roelof/ selve mede gaen sal of yemande d(aer)mede belasten en(de)/ tselve werck dan op zijnen last en(de) zorge [alse van zijne(n) wercke] daer also bri(n)gen/ en(de) setten alsoe dat behoirt Ende dese vorwerden en(de)/ geluften boven genoe(m)pt hebben geloeft de voirs(creven) p(ar)tien/ malcande(re)n vast en(de) gestentich te houden en(de) te voldoen/ sond(er) argelist Ende hier voe(r) es borge svoirs(creven) roelofs/ gielijs pynnock natuerlic Et p(ri)m(us) Et p(ro) d(i)c(t)is m(at)riculariis/ seu ma(m)burnis joh(ann)es willa(m)me crassator comoran(s) lovanii Et p(ri)mi/ velde prijke(re) julii pe(n)ulti(m)a

roelofe heeft / geconse(n)teert / dat de a(n)nichi/ le(re)n also v(er)re / het hem aen / geet wa(n)t / hij v(er)nueght / was