Alle(n) (et)c(etera) doen cond dat comen is voir ons peter de man woenende/ te bruessel wijngarde(r) die na de hoge heerlich(eit) ons liefs gened(ichs) he(re)n/ tsh(er)togen en(de) den rechte zijnre stad van loeven(e) met anthonijse/ nootbecx geleit is tot allen den goeden beyde have en(de) erve/ henrix de kersmake(re) jans wijlen storm henricx vranx geheten/ loenijs ende claes wijlen craenhals Heeft geconstitueert gesedt/ volcomen macht p(ro)curacie ende auc(tori)teyt gegeve(n) den voirs(creven) ant(honijse)/ en(de) willem nootbecx zijne(n) vader henricke pet(er)s sone wile(n) jans/ dieric pet(er)s zijne(n) brueder jan van daelhe(m) te voscappelle jan va(n)/ vlasselair van erpse jan van udekem den jongen pete(r) vand(er) zijpe/ en(de) jan van ost oft den eene(n) van hen bringe(r) sbriefs de voirs(creven)/ saken des voirs(creven) beleyts voir meye(re) en(de) scepen(en) van loeven(e)/ te bedinge(n) te wynne(n) te verliesen composicie en(de) mynlike yffen(eren)?/ d(air) af te make Et g(e)n(er)alit(er) in mel(iore) forma salvo ja(nuar)[ii] xx