It(em) van alsulken coepe als jan amelrijx briede(r) diemen hiet/ inde papegay ghedaen heeft teghen janne van nethen(en) geheete(n)/ vanden royeele alse vander helicht van xliiii eycken elc eycke/ voir drie croene(n) te xxiiii st(uvers) tstuck en(de) vand(er) helicht van/ lxxx alboeme(n) elken alboem voir xxviii st(uvers) en(de) elken vand(en)/ stuv(er)s te iii pl(a)c(ken) gherekent staen(de) op thoff geheete(n) sybondeghe(m)?/toebehoi(re)n(de) den voirs(creven) ja(n)ne en(de) meest(er) woute(re)n van nethen(en) sijne(n)/ brued(er) tsame(n) toebehoren(de) gheleghen inde p(ro)chie van he(re)nt ende/ dair omtrent dair af de voirs(creven) meest(er) wout(er) van nethen(en)/ sijn naederscap met rechte voir scepen(en) van herent geboden/ heeft Soe es comen de selve jan amelrijcx en(de) heeft den voirs(creven)/ meest(er) woute(re)n de voirs(creven) sijn naederscap voir scepen(en) van/ loven(e) hier scep(enen) van loven(e) h(ier) nae besc(re)ven oppe(n)bairlijck/ bekent en(de) de voirs(creven) meest(er) wout(er) heeft den voirs(creven) ja(n)ne toe/ gheseegt de voirs(creven) comestap te voldoen(e) [en(de)] thout voirs(creven) geruympt/ te hebben(e) bynne(n) eene(n) jaire naestc(omende) nae inhoud(en) der selv(er)/ comestap cor(am) oppendorp berghe novembr(is) xviii