It(em) willem loenijs zone wijlen jans en(de) m(ar)grete vander lynde(n)/ sijn wijff wonen(de) te berthem in p(rese)nc(ia) hebben ghekent en(de) gelijt/ dat sij wettelijck vercocht hebben ja(n)ne die greve wijng(ar)de(r) de wolle/ van halff den scapen die de voirs(creven) jan den voirs(creven) ghehuysschen te/ vueden(e) ghegeven heeft dair aff dand(er) helicht den voirscr(even)/ ja(n)ne toebehoirt te schaertijde naestcomen(de) elken steen voe(r) en(de)/ o(m)me xxviii st(uvers) te iii pl(a)c(ken) tstuck Ende desgelijx hair gedeelte vande(n)/ schapen en(de) la(m)me(re)n die ten selve(n) schaertijde ald(air) sijn sullen/ voir en(de) o(m)me een(en) prijs van ghelde dair af de voirg(enoemde)/ ghehuysschen hen bekent hebben vand(en) voirs(creven) ja(n)ne volcomelijc/ betaelt te sijne schilden(de) d(air) af den selve(n) ja(n)ne gehielijken/ quijt Met des(er) (con)dicien dat de voirs(creven) ghehuyssche(n) hen berouw/ hebben behoude(n) inde wolle alleen te quijten(e) elken steen/ voir den prijs voirs(creven) tusschen dit en(de) ons(er) liev(er) vrouwen/ dach liechtmisse naestcomen(de) om xxiiii st(uvers) eens de/ voirs(creven) ja(n)ne alsdan mette(n) p(ri)ncipale(n) voirs(creven) te bet(alen) sond(er)/ lang(er) v(er)treck t(am)q(uam) ass(ecutu)[m] cor(am) nausnyd(ere) vyncke no(vem)[br(is)] xxi