It(em) de voirs(creven) henrick de scherme(re) emont vand(en)/ hoevelde geleydde vercoop(er)s t(er) eenre ende jan/ vander hattert als coopere t(er) ande(r) zijden hebben/ eendrachtelijck geclairt elck van hen bij hue(re)n/ eeden die zij dair o(m)me lijflijck ten heylighen/ gedaen hebben bij stavi(n)gen roelofs tack vorst(er)s/ te loeven(e) dat de voirs(creven) goede met voirgaen(de)/ kerckgeboden op hoegen vercocht zijn uut crachte/ vand(en) voirs(creven) beleyde en(de) dat die bleven zijn/ ten uutgaene vander berrender keerssen den/ voirs(creven) janne vander hattert voe(r) en(de) o(m)me seven
//
rijns gul(den) te xx stuv(er)s tstuck eens sond(er) de acht/ hoeghenen dair op gehoecht sond(er) meer hoegen(e)/ en(de) sonder argelist v(er)clarende voirts de selve/ henr(ick) de scherme(re) datmen hem duechdelijck/ sculdich is sond(er) argelist xxxi leeuwen te/ xxx stuv(er)s tstuck dair aen te cortten comen/ de hueringe vand(en) voirs(creven) beempde van drien/ twintich ja(r)en elcx jairs veerthien stuv(er)s deen doe(r)/ dande(r) deen jair meer en(de) dande(r) myn eisd(em)